recensie van Uncanny Me – een verkenning van kloontechnologie vol morele en ethische vragen | Films

Ddubbelspel, dubbelspel, klonen; Tweelingvisies fascineren regisseurs en publiek al lang. Het is echter verontrustend wanneer technologieën die ooit tot het domein van de sciencefiction behoorden, nu in het heden worden gerealiseerd. Een Duits model genaamd Lale is geïnteresseerd in het maken van een 3D-kloon van zichzelf en deze documentaire van Katharine Pethke raakt aan een verontrustende nieuwe realiteit.

De grondgedachte achter het project klinkt op het eerste gezicht veelbelovend. Zoals het bedrijf dat de lichaamsscanservice van Lale aanbiedt uitlegt, kan de 3D-kloon een groter aantal campagnes aan, zonder het gedoe van het betalen van een persoonlijk team, waardoor het inkomen van Lale toeneemt. Wat echter opvalt is dat de 3D-avatarvoorbeelden van het bedrijf allemaal niet-witte modellen zijn. Zou dit, gezien de recente drang naar meer inclusiviteit in de mode- en modellenindustrie, een gemakkelijke manier kunnen zijn voor merken om diversiteit te zoeken zonder hun talentpools uit te breiden?

Het is een netelige kwestie die de documentaire van Pethke ongeïnteresseerd of slecht toegerust lijkt om te onderzoeken, wat een misstap lijkt gezien Lale’s zwarte afkomst. In plaats daarvan richt Pethke zich vooral op de uitvoerbaarheid van het proces. Lale, gekleed in naakte lingerie, wordt omringd door een zee van statieven, terwijl talloze camera’s elke centimeter van haar lichaam vastleggen. Haar fysieke kenmerken worden voor het eerst in 2D op een computerscherm getoond en worden afgevlakt en in afzonderlijke delen opgedeeld, zoals een papieren pop.

In een ietwat gekunstelde finale dwaalt Lale door het bos, maar wordt geconfronteerd met haar kloon, waardoor de spanning tussen natuur, mens en machine nog verder wordt aangewakkerd. De film mag dan de onheilspellende esthetiek van het proces op de voorgrond plaatsen, maar de vragen ervan gaan frustrerend diep.

Uncanny Me is vanaf 19 juli te zien op True Story.