Injecties met met medicijnen gevulde nanodeeltjes kunnen de pijn bij artritis verlichten

Artritis van het heupgewricht

Artrose treft wereldwijd 530 miljoen mensen

Puwadol Jaturawutthichai/Shutterstock

Geneesmiddelafleverende nanodeeltjes kunnen artrose helpen behandelen. Bij muizen met tekenen van de aandoening verlichtte een enkele injectie van de deeltjes de pijn maandenlang.

Artrose is de meest voorkomende vorm van artritis en treft wereldwijd ongeveer 530 miljoen mensen. Het treedt op wanneer het kraakbeen dat de botten beschermt, afbreekt, waardoor gewrichtsstijfheid en pijn ontstaat. Behandelingen voor deze aandoening zijn beperkt en geen enkele ervan voorkomt degeneratie van kraakbeen.

Uit eerder onderzoek blijkt dat een medicijn genaamd pazopanib de pijn bij artrose kan helpen verlichten. De effecten duren echter slechts een paar dagen. Daarom ontwikkelden Hee-Jeong Im Sampen van de Universiteit van Illinois, Chicago en haar collega’s een toedieningsmethode die de vrijgave ervan verlengt.

De onderzoekers hebben pazopanib ingekapseld in nanodeeltjes die zijn ontworpen om in het lichaam af te breken en de medicijnen die ze meedragen langzaam af te geven in nabijgelegen weefsels. De nanodeeltjes die door het team worden gebruikt, zijn al goedgekeurd door de Amerikaanse Food and Drug Administration om andere medicijnen te leveren. Vervolgens injecteerden ze de nanodeeltjes in de knieën van 16 muizen, waarvan de helft vroege tekenen van artrose had en de andere helft vergevorderde tekenen had. Een gelijk aantal dieren kreeg schijninjecties met nanodeeltjes zonder pazopanib.

Het is moeilijk om gewrichtspijn bij dieren te beoordelen, dus concentreerden de onderzoekers zich in plaats daarvan op de gevoeligheid bij knaagdieren, waarbij ze gebruik maakten van het algemeen aanvaarde idee dat wanneer een individu pijn voelt – zoals gewrichtspijn – hij of zij ook gevoeliger is voor fysieke aanraking.

Direct na de behandeling beoordeelden de wetenschappers hoe snel de muizen een van hun pootjes van de onaangenaam hete plaat verwijderden. Muizen met vroege of gevorderde artrose deden er aanzienlijk langer over om hun poot te verwijderen als ze pazopanib kregen in plaats van een schijninjectie, wat erop wijst dat de pazopanib-nanodeeltjes snel de gewrichtspijn verlichtten. Toen de onderzoekers later de kookplaattest herhaalden – na twee maanden voor de groep met gevorderde artrose en na drie maanden voor de groep met vroege artrose – vonden ze een soortgelijk effect. Dit betekent dat pazopanib-nanodeeltjes gedurende meerdere weken effectieve pijnverlichting bieden. Dieren die met pazopanib werden behandeld, vertoonden ook minder degeneratie van het kraakbeen, wat erop wijst dat de nanodeeltjes de progressie van artrose kunnen vertragen.

Toch zegt Sampen dat het feit dat een behandeling effectief is bij muizen, niet betekent dat dit ook bij mensen het geval zal zijn. De onderzoekers zijn van plan andere manieren te onderzoeken om de pijnstillende eigenschappen van pazopanib bij dieren te evalueren. Eén benadering zou zijn om het loop- en ledemaatgebruik te analyseren om te bevestigen dat het medicijn gewrichtspijn verlicht, aldus de onderzoekers.

Onderwerpen: