Israël heeft geen plek om over ‘rode lijnen’ te praten | Meningen

Op zaterdag 27 juli werden minstens twaalf kinderen uit de Druzengemeenschap gedood bij een raketaanval op de stad Majdal Shams in de door Israël bezette Syrische Golanhoogten.

Israël gaf Hezbollah de schuld van de aanval en zei dat deze “alle rode lijnen overschreed”. Hezbollah, dat doorgaans bij de hand blijft, ontkende de beschuldigingen krachtig.

Ongeacht wie verantwoordelijk is, het is ronduit belachelijk obsceen dat Israël zich gekwalificeerd voelt om over ‘rode lijnen’ te spreken, terwijl het Israëlische leger momenteel een ware genocide in de Gazastrook uitvoert. Sinds 7 oktober zijn in Gaza officieel bijna 40.000 Palestijnen vermoord. Uit een recent onderzoek van Lancet blijkt dat het werkelijke dodental boven de 186.000 zou kunnen liggen.

De Israëlische minister van Onderwijs Yoav Kisch riep zijn regering op om “met volle kracht” te reageren op de Majdal Shams-aanval en dreigde met de mogelijkheid van een “totale oorlog” met Hezbollah. Nogmaals, er is een speciaal soort logica voor nodig om met oorlog te dreigen als vergelding voor een aanval op grondgebied dat je illegaal hebt bezet.

Maar goed, dat is Israël. De agressor wordt het slachtoffer, de bezetter wordt de rechtmatige eigenaar, genocide wordt zelfverdediging.

Met betrekking tot de dreiging van een “totale oorlog” in Libanon moet worden opgemerkt dat Israël sinds oktober meer dan 500 mensen in dat land heeft gedood, waaronder meer dan 100 burgers. Het lijkt al behoorlijk “allesomvattend” te zijn.

Het is niet zo dat dit de eerste keer is dat Israël een massamoord pleegt in Libanon. Denk eens aan de 34 dagen durende oorlog van Israël in Libanon in juli en augustus 2006, die de bevolking van het land met ongeveer 1.200 mensen terugbracht en de zogenoemde ‘Dahiyeh-doctrine’ voortbracht, die door de Times of Israel wordt gedefinieerd als ‘een militaire strategie die het gebruik van militaire wapens bepleit. onevenredig geweld tegen een militante entiteit door de civiele infrastructuur te vernietigen”.

Met andere woorden: het heeft niets te maken met het internationaal recht en de zaken die bekend staan ​​als de Conventies van Genève.

De doctrine is vernoemd naar de zuidelijke buitenwijk Dahiyeh in Beiroet, een gebied dat door de westerse media graag wordt omschreven als ‘het bolwerk van Hezbollah’. Toen ik na de oorlog van 2006 door Libanon liftte, was ook ik getuige van de uitkomst van het ‘buitenproportionele geweld’ dat werd gebruikt tegen Dahiyeh en andere delen van het land. Ik zag flatgebouwen die in kraters veranderden en dorpen die in ruïnes veranderden.

Je kunt alleen maar aannemen dat bij elk aankomend conflict de Dahiyeh-doctrine de naam van het spel zal zijn.

Naast de vernietiging van de civiele infrastructuur in 2006 heeft Israël zich er ook toe verbonden delen van Libanon te verzadigen met miljoenen clusterbommen, waarvan er vele niet ontploften bij een inslag en die zelfs bij afwezigheid van een ‘totale oorlog’ blijven doden en verminken. .”

Vervolgens waren er incidenten zoals het bloedbad in Marwahin in 2006, waarbij 23 mensen – voornamelijk kinderen – van dichtbij werden afgeslacht door een Israëlische helikopter terwijl ze evacuatiebevelen van het Israëlische leger gehoorzaamden.

Dat klinkt als een ‘rode lijn’ als die er ooit was.

Of draai de klok terug naar 1996 en de charmante Israëlische naam ‘Operatie Grapes of Wrath’, waarin het Israëlische leger 106 burgers afslachtte die hun toevlucht hadden gezocht op een VN-complex in de Zuid-Libanese stad Qana.

Als we nog verder vooruitspoelen, vinden we precies de gebeurtenis waaruit Hezbollah voortkwam: de Israëlische invasie van Libanon in 1982, waarbij tienduizenden Libanezen en Palestijnen omkwamen. Dit viel samen met de 22 jaar durende Israëlische bezetting van Zuid-Libanon, die in mei 2000 op schandelijke wijze ten einde kwam dankzij het Libanese verzet onder leiding van Hezbollah.

De oorlogszuchtige gesprekken van Israël als reactie op het Majdal Shams-incident voedden de vrees voor een grote regionale escalatie. Regeringen hebben hun burgers gewaarschuwd om niet naar Libanon te reizen, en verschillende luchtvaartmaatschappijen hebben vluchten van en naar Beiroet geannuleerd – een redelijke voorzorgsmaatregel gezien het feit dat Israël de luchthaven van Beiroet in 2006 verschillende keren heeft gebombardeerd. Maandag zouden bij Israëlische drone-aanvallen in Zuid-Libanon twee mensen om het leven zijn gekomen en een kind gewond zijn geraakt.

In zijn verklaring over Hezbollah’s vermeende “overschrijding van alle rode lijnen” in het door Israël bezette Majdal Shams zei het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken: “Dit is geen leger dat tegen een ander leger vecht, maar een terroristische organisatie die opzettelijk op burgers schiet.” Als we de spreker van deze woorden of de context niet kenden, zouden we kunnen denken dat ze verwezen naar het gedrag van Israël in Gaza.

Dat brengt ons bij een retorische vraag: als Israël zoveel geeft om de burgers die de gebieden bewonen die het bezette, waarom slacht het dan Palestijnen af?

In juni 2006 lanceerde het Israëlische leger zijn romantische operatie “Summer Rain” op de Gazastrook, een aanval die door de Amerikaanse geleerde Noam Chomsky en de Israëlische historicus Ilan Pappe wordt beschreven als “systematische slachting” en “de meest brute aanval op Gaza sinds 1967”. Slechts een paar weken later besloten de Israëliërs dat Libanon ook de regen kon gebruiken, en – voilà – de Julioorlog was geboren.

Zoals ze zeggen: als het genocide regent, giet het. En Israël heeft misschien een handig excuus gevonden om de storm naar Libanon te verplaatsen.

De standpunten in dit artikel zijn die van de auteurs en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de redactionele positie van Al Jazeera.